EU: bureaucratisch project zonder ziel

Vlak na de Tweede Wereldoorlog was het een aangrijpende gedachte: er moet een nieuw Europa komen dat de verschillen tussen de volken kan wegnemen. Het was een misverstand.

De slachtingen van de Tweede Wereldoorlog kwamen voort uit radicale ideologieën, niet uit het idee van de natiestaat. Op basis van dit misverstand vervaagden de ’founding fathers’ van de EU de onderlinge grenzen en ontwikkelden ze een idealistisch en pacifistisch machtscentrum in Brussel. Daarbij moest de definiërende kern van elke natiestaat, het soevereine volk, zo nu en dan worden gemanipuleerd; het ging toch om hun bestwil, ook al zagen de volken dat niet zelf?

Na de massagraven van de Eerste Wereldoorlog, die een gewelddadig einde markeerden van de antieke Europese (en Ottomaanse) keizerrijken, werden de massagraven van de Tweede Wereldoorlog veroorzaakt door het Duitse nationaalsocialisme en door het socialisme van de Sovjet-Unie; aan elkaar verwante ideologieën op basis van negentiende-eeuwse schema’s vol waanideeën over de ordening van de wereld.

Deze ideologieën waren grensoverschrijdend en stoorden zich niet aan de grenzen van de natiestaten. Wat Europa had moeten zijn, een zakelijk antwoord op de socialistische utopie, zagen de stichters van de EU niet. Ze werkten aan een bureaucratisch project zonder ziel, zonder geestelijk en cultureel programma, dat van bovenaf een unie ging afdwingen.

Bij dat project hoort een bepaald soort politicus. Die niet wil zien wat elke burger kan zien, die niet hoort wat elke burger hoort. Onze politici zijn managers. Ze denken in programma’s en budgetten. En wanneer grote-mensen-conflicten op hun weg komen, raken ze in verwarring. En dat zien we nu massaal om ons heen gebeuren.

De managers schrikken wanneer zij merken dat de wereld een chaotisch universum is van conflicterende partijen dat zich niet in programma’s laat vangen. De Russen hebben belangen en zijn bereid te bedreigen en te bedriegen en geweld te gebruiken. En onze politici zetten een economische boycot in, want dat is het enige middel dat ze kennen. Dat de Russen zich door een cultuur laten leiden die op gespannen voet staat met het ’grenzeloze’ programma van de EU, wissen we weg. Nee, het gaat om Poetin en zijn kliek, zo houden onze politici zichzelf voor, bang voor de gedachte dat het niet om Poetin gaat maar om de grenzen van hun Europese project, dat een confrontatie met een geheel ander waardenstelsel heeft uitgelokt.

Onze politici kijken weg, ontwijken de woorden die ertoe doen, en trekken een droomwereld op die al lang haar houdbaarheidsdatum heeft overschreden. Ze doen letterlijk alles om het woord ’vijand’ te vermijden. Want wie een vijand heeft, gaat zich verdedigen. Tenminste: als hij niet ten onder wil gaan; en wie zich wil verdedigen, weet waarom hij dat doet: hij wil zijn specifieke cultuur (en vrijheid) beschermen. En dat is uitgerekend een fenomeen dat de EU wilde laten opgaan in een pan-Europese cultuur. Maar bestaat die?

Door het opheffen van de grenzen worden we ons ten zeerste bewust van het ontbreken van een ziel in het Europese project. Die kan niet kunstmatig worden geproduceerd door bureaucraten. We hadden dus de grenzen intact moeten laten en pragmatisch de onderlinge banden moeten aanhalen. Want: wat we aan identiteit hebben – onze taal, geschiedenis, kunsten – moet zich in een natiestaat uitdrukken, een natiestaat met grenzen.

De EU heeft geen grenzen. Het kan zichzelf niet definiëren, want daarmee zou het zichzelf grenzen opleggen, en dat past niet in het grenzeloze Brusselse programma. Iedereen kan er dus bij.

Lees deze hele column van Leon de Winter verder op de Telegraaf