Nederland verdient een open debat over de voor- en nadelen van een federaal Europa. Als het aan Brussel ligt, komt dat er nu snel. Maar niet zonder volksstemming, vindt Peter van Ham.
De EU heeft vorige week weer een grote stap gezet richting een Verenigde Staten van Europa. Het Griekse eurodrama maakt duidelijk dat een monetaire unie zonder politieke unie gewoonweg niet werkt. De eurogroep probeert het fiscale en economische beleid van de eurozone te coördineren, maar dat blijft behelpen. Sinds het uitbreken van de eurocrisis in 2008 heeft de EU verreikende maatregelen genomen om de eurozone bijeen te houden. Deze initiatieven kregen obscure en nietszeggende namen zoals het ‘Europese semester’ of het ‘Europees Stabiliteitsmechanisme’ (ESM). Maar af en toe wordt er ook in Brussel duidelijke taal gesproken. Vorige maand presenteerde Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Europese Commissie, een rapport getiteld ‘De Voltooiing van Europa’s Economische en Monetaire Unie’. Dit zogeheten ‘Vijf Presidenten Rapport’ is een blauwdruk van een toekomstig federaal Europa, met alles erop en eraan: een sterke EU-regering en een volledige economische, financiële, fiscale en politieke unie. Wat ontbreekt is een oproep tot een gezamenlijk Europees leger, maar dit idee had Juncker immers al afgelopen maart geopperd.
Het meest revolutionaire idee in het Vijf Presidenten Rapport is de stap richting een Europese begrotingsunie. Een zogenoemde Europese budgettaire raad moet in de toekomst de nationale begrotingen coördineren, hetgeen uiteindelijk een bindend karakter zal krijgen middels EU-wetgeving. In het voorjaar van 2017 komt de EU met voorstellen om deze begrotingsunie definitief vorm te geven. Dit rapport wordt natuurlijk in het Nederlandse parlement uitvoerig behandeld, na het zomerreces. De vraag is echter of Nederland nog wel echt iets te zeggen heeft over de toekomst van de EU. Het Griekse drama heeft immers het publieke geheim ontboezemd dat de belangrijke beslissingen door Duitsland en Frankrijk worden genomen, en dat andere landen zich daarbij hebben neer te leggen. Landen die niet tot de eurozone behoren – zoals Groot-Brittannië – vallen helemaal buiten de boot. Nederland denkt door voorzitter Jeroen Dijsselbloem binnen de eurogroep wat extra invloed te kunnen uitoefenen, maar dat is niet meer dan een zoethoudertje gebleken.