De wondere wegen van Rutte en het associatieverdrag

Na maanden getreuzel moet premier Rutte komende week hom of kuit geven. Ratificeert de regering het associatieverdrag met Oekraïne wel of niet? Het parlement zei eerder ja, daarna zei de meerderheid van de kiezers nee. Dat gebeurde in een raadgevend referendum, op 6 april. De Wet op het raadgevend referendum verplichtte de regering vervolgens om zo spoedig mogelijk een intrekkings- of een inwerkingtredingswet bij het parlement in te dienen. Met die wettelijke bepaling heeft de premier willens en wetens de hand gelicht. De reden is duidelijk: hij wil ondanks de kiezersuitspraak toch zijn handtekening zetten onder het verdrag.

Maar hij weet dat een groot deel van het parlement daarover uitermate kritisch is en de bevolking in meerderheid verlangt dat de regering de uitslag van het referendum serieus neemt. Hij weet ook dat de meeste Europese regeringsleiders zeggen geen genoegen te zullen nemen met een Nederlands nee, dat vanwege het unanimiteitsvereiste, zal leiden tot het niet in werking kunnen treden van het nu voorliggende associatieverdrag. En hij weet dat Oekraïne hoe dan ook aan het verdrag vasthoudt.

Daarom heeft de premier een laatste list bedacht. Hij legt aan de komende Europese Raad in Brussel een in zijn woorden ‘juridisch bindende verklaring’ ter ondertekening voor. Daarin wordt vastgelegd dat het verdrag geen opmaat is tot EU-lidmaatschap van Oekraïne, geen extra middelen aan het land verschaft, geen militaire verplichtingen jegens dat land oplegt, geen vrij verkeer voor Oekraïense werknemers mogelijk maakt en dat corruptie tot de kern van het verdrag gaat behoren. Daarmee – aldus de premier – wordt recht gedaan aan de Nederlandse nee-stem en kan ratificatie toch doorgaan. Tijdens de algemene beschouwingen in de Eerste Kamer heb ik de premier gewezen op de levenloze aard van het konijn dat hij met zijn ‘juridisch bindende verklaring’ uit de hoed tovert.

Dat de nee-stemmers zich gehoord zullen weten door een regering die ja zegt tegen het door hen verworpen verdrag, is immers volstrekt ongerijmd. Zeker nu het Nationaal Referendumonderzoek heeft vastgesteld dat indien de opkomst veel hoger zou zijn geweest, de uitslag waarschijnlijk hetzelfde gebleven was: nee tegen dit verdrag. Het onderzoek stelt ook vast dat de voornaamste zorgen van de nee-stemmers gebaseerd waren op de endemische corruptie van Oekraïne en de angst dat via dit verdrag een lidmaatschap van de EU dichterbij zou komen.

Lees dit artikel van Tiny Kox verder op Joop