De wereld is gefinancialiseerd en in plaats van over publieke belangen spreekt de politiek over rendement. Ook al willen we het evangelie zingen, uit onze monden komt slechts de klank van spreadsheets.
Sinds enige maanden staat er op de Amsterdamse Zuidas, tegenover de velden van SC Buitenveldert, een bord dat aankondigt dat er een nieuw bedrijvencentrum gaat komen: het NOMA House, wat staat voor North of Mahler(laan). Met veertienduizend vierkante meter moet het onderdak gaan bieden aan vooral kleinere financiële bedrijven. Het bouwwerk wordt zowel op bord als op site aangeprezen met een wordcloud van financiële termen: ‘asset management’, ‘churning’, ‘flexibility’, ‘net income’, ‘trust, ‘mindset’, ‘resources’, ‘hedge funds’, ‘employees’, ‘AEX’ – dat soort geldspraak. Zeven jaar na de grootste financiële crisis sinds de jaren dertig zou je andere aanprijzingen verwachten: ‘dienstbaarheid’, ‘de klant centraal’, ‘degelijkheid’, ‘hogere buffers’. Kennelijk suggereert het financiële jargon nog altijd een begeerlijke vorm van kosmopolitisch, tijd- en plaatsloos hypermodernisme waarmee bouwer, uitbater en potentiële huurder zich maar wat graag associëren.
De wordcloud van NOMA House illustreert een trend die al decennia gaande is en die met de wereldwijde universiteitsbezettingen van de laatste maanden plotseling een term heeft gevonden. Namelijk de vanzelfsprekende dominantie van financiële waarden – verpakt in de taal van het geld en geschraagd door de lariekoek van de hogepriesters van het geld, economen – in steeds meer maatschappelijke domeinen. Met de term ‘rendementsdenken’ hebben de critici ervan echter maar een deel van het verschijnsel te pakken. In feite reikt het veel dieper en gaat het om iets veel groters: financialisering.